Als iemand 75 jaar is heeft hij van alles meegemaakt. Vraag maar na. In de voorbije driekwart eeuw is er veel meer veranderd dan in de eeuwen ervoor. En in wat voor tempo ging dat! Veranderingen op elk gebied dienden zich aan en als ze eenmaal waren ingebed – of soms zelfs dat niet – verscheen alweer wat nieuws. Wetenschap en techniek zorgden op allerlei terrein voor ongedachte stroomversnellingen in de samenleving. Alleen al de komst van de televisie was – en is – een fenomeen op zich. Die bracht de wereld zo vlakbij; zaken waarvan je vroeger alleen maar hoorde kwamen nu kant-en-klaar in onze huiskamer. Wie droomde er 75 jaar geleden van een vakantie in Brazilië of van een tweede huis aan de Costa Blanca? Je oog laten laseren, een pacemaker, een kunstknie. Je auto voor de deur, een computer in huis, een mobieltje op zak. Zo kan een 75-jarige nog wel een tijdje doorgaan. ZCFC is zo’n 75-jarige. En verhalen zijn er zat. Hoe het allemaal begon, hoe er werd geploeterd om de club overeind te krijgen – en te houden -, over de 12 keer dat er diende te worden verhuisd, over kampioenschappen en degradaties. Over mensen die de club hebben gemaakt wat ze nu is, over mensen die er in die 75 jaar waren, gingen, kwamen… Het boek dat je nu in handen hebt kan niet anders dan een globaal overzicht geven van wat sinds 1931 is gebeurd. Natuurlijk kom je er feiten en feitjes in tegen die de rijke historie van de club markeren. Maar volledig is het niet, kan het ook niet zijn, want een 75-jarige heeft zo veel meegemaakt. De ouderen onder jullie zullen een en ander herkennen uit jubileumuitgaven ter gelegenheid van het 40- en 50-jarig bestaan. Hier en daar zijn ze aangevuld na gesprekken met mensen voor wie Zet een belangrijk deel van hun leven uitmaakte of dat nog doet. 75-jarigen hebben nog wel eens problemen met hun geheugen. Bij de samenstelling van dit jubileumboek was het daarom plezierig dat de meeste exemplaren van het clubblad bewaard zijn gebleven. Omdat de inhoud van die clubbladen je als het ware bij de hand neemt op de tocht door het verleden is er van al die jaargangen dankbaar gebruik gemaakt. Een tocht die je meeneemt langs driekwart eeuw wel en wee van ZCFC.
Een Christelijke voetbalclub, was dat nou nodig?
Om die vraag te kunnen beantwoorden moeten we ons proberen te verplaatsen in de tijd waarin de oprichters van ZCFC hun avontuur begonnen: de jaren dertig van de vorige eeuw. Nederland was bezig zich te ontwikkelen tot een industrieland waarin allerlei nieuwe technieken zich aandienden. In de 19e eeuw werkten veel van onze voorouders op molens of hadden daar direct of indirect hun broodwinning aan. De windkracht maakte echter plaats voor stoom- en andere machinerieën en in die stroomversnelling veranderden ook andere zaken in rap tempo. Veel minder snel veranderde de belevingswereld van de mensen. Sterker, er was duidelijk sprake van een stevige binding met het zo vertrouwde verleden. De grenzen in de samenleving waren duidelijk getrokken en dat bood vastigheid. Wie gereformeerd of rechtzinnig hervormd was stuurde zijn kinderen als vanzelfsprekend naar de christelijke school, stemde AR of CHU, was lid van de NCRV en deed boodschappen bij de gereformeerde bakker, slager en melkboer. De rooms-katholieken, de socialisten en andere gezindten deden hetzelfde bij hun eigen principegenoten. Zondag Van die ‘scheiding der geesten’ was duidelijk sprake in het begin van de jaren dertig. Ieder was actief op z’n eigen erf en zorgde ervoor de achterban zoveel mogelijk datgene te bieden wat de andere ‘zuilen’ ook in huis hadden. Een voetbalclub bijvoorbeeld. Voor gereformeerde en andere rechtzinnige jongeren was sporten – en dus voetballen – op zondag uit den boze. Twee keer op zondag bezochten zij de kerkdiensten en in de daartussen liggende tijd werd die dag in huiselijke kring en op gepaste wijze doorgebracht. In veel gezinnen werd ’s avonds bij het harmonium de gezangenbundel van Johannes de Heer doorgenomen. Nee, voor voetbal was in die gezinnen geen plaats. Althans niet op zondag. Wat niet wegneemt dat de belangstelling ervoor natuurlijk wel degelijk bestond. Welke jongen wil er nou niet een balletje trappen? Gerrit Pos was zo’n jongen. In het voorjaar van 1930 – Gerrit was toen 25 – kwam hij in de Zaandamse Westzijde leeftijdgenoot Bert Vissers tegen. Bert was in Zaandam al eens lid geweest van SNV, een christelijke voetbalclub die echter door een ‘te ruimhartig beleid’ (er werden leden geaccepteerd die ook op zondag voetbalden) ter ziele was gegaan. Gerrit en Bert haalden vervolgens Reijer Koster over om mee te doen aan de oprichting van een christelijke voetbalclub. Reijer kocht een bal en gedrieën lieten ze aan iedereen die daarvoor in aanmerking kwam weten dat er zaterdagmiddag gevoetbald zou worden op het Blauwe Zand. Het Blauwe Zand, een stuk grond in de buurt van het Noordzeekanaal, waar nu de Zaandamse ‘meubelboulevard’ een commerciële trekpleister is, maar toen niet meer dan een kale vlakte, in de lengte doorsneden door een brede greppel. Iedere zaterdag konden de jonge mannenbroeders – mits ze hun dubbeltje contributie hadden betaald – daar een partijtje spelen. Als het tenminste een tijdje droog was geweest. Na een regenperiode stond het water in de greppel zo hoog en was het veld zo drassig, dat zelfs de grootste enthousiastelingen het lieten afweten. Het volgende voorjaar (1931) werd opnieuw een poging gedaan. De bal werd weer voor de dag gehaald, maar bleek slecht te hebben overwinterd. Bij de eerste de beste trap knalde ‘het leertje’ uit elkaar. Een strop voor Gerrit Pos want die had net voor drie gulden de bal, een pompje en een veterprikker van de – inmiddels student geworden – Reijer Koster overgenomen. Gelukkig had een der spelers een gulden bij zich waarvoor in de winkel een nieuwe binnenbal kon worden gekocht. De belangstelling om zaterdags mee te voetballen werd steeds groter en het plan om een club op te richten kreeg vorm. Wie maar enigszins in aanmerking kwam voor het lidmaatschap kreeg de volgende uitnodiging:
Ondergetekenden nodigen U vriendelijk uit tot het bijwonen van de vergadering, welke gehouden zal worden op dinsdag 5 mei a.s., ’s avonds om 7.30 uur, in een van de lokalen van de Chr.school, Botenmakersstraat.
Doel: Oprichting van een Chr. Voetbalvereniging. Komt allen en zegt het voort!! Voorlopig komité: G. Pos, K. Pos en K. Zwolsman.
De bijeenkomst had het gewenste resultaat. De vereniging werd – voorlopig – Z.C.F.C. genoemd. Op 13 mei 1931 werden de puntjes op de i gezet; er verscheen een door de 11 leden goedgekeurd huishoudelijk reglement zodat genoemde datum als moment van oprichting kan worden beschouwd. De namen van de mannen van het eerste uur: G. Pos, K. Pos Rzn., K. Pos Jzn., N.P. Pos, R. Koster, F.J. de Looper, D. May, C. Schaap, K. Post, K. de Vries en O. Hekelaar. Als clubkleuren werden aanvankelijk oranje en wit gekozen. Maar een van de leden vond dat wat overmoedig. Ook het Nederlands Elftal speelde immers met die kleuren (en er zou eens verwarring kunnen ontstaan). Tenslotte werd besloten het toch maar op een oranje shirt en een zwarte broek te houden. Sintels en een verbrande hoed Een vereniging oprichten is één, maar om de zaak draaiend te houden is iets anders. Op het Blauwe Zand blijven voetballen was onmogelijk geworden en andere ‘trapveldjes’ boden slechts een tijdelijke oplossing. Het bestuur van de jonge club was dan ook erg in z’n schik toen aan ’t Kalf een door RCZ verlaten terrein beschikbaar kwam. Nou ja, terrein, meer de overblijfselen daarvan, want een flink stuk was inmiddels in beslag genomen voor de bouw van een school. Wilde de rest toch qua afmetingen op een voetbalveld lijken dan moest eerst een ernaast liggende sloot worden gedempt. Om aan het hiervoor benodigde materiaal te komen vervoegden voorzitter Gerrit Pos en enkele andere bestuursleden zich bij stijfselfabriek De Bijenkorf in Koog om daar enkele schuiten met sintels te bemachtigen. Een belangrijke zaak dus en om bij het bedrijf een zo goed mogelijke indruk te maken had de voorzitter z’n nieuwe zondagse hoed opgezet. Het verzoek werd ingewilligd en nu was het zaak om het vrachtje sintels de Zaan over te varen. Triest was dat ’s voorzitters hoed op een gegeven moment in de nog hete sintels belandde en voor verder gebruik diende te worden afgeschreven. Ook de vaartocht verliep niet zonder problemen. Ter hoogte van de (inmiddels gesloopte) Noorderbrug kwam de schuit vast te zitten en pas na een uur wroeten lukte het met een lang touw en de hulp van voorbijgangers de schuit naar de overkant te trekken. Uiteindelijk kon de sloot naast het veld met puin en de sintels worden gedempt en vervolgens – om die reparatie te camoufleren – belegd met graszoden. Nadat eerder de eerste officiële wedstrijd (uit tegen Assendelft) met 8-1 was verloren kon nu – op zaterdag 10 oktober 1931 – ZCFC voor het eerst ‘thuis’ spelen. Tegenstander was Hille Sportvereniging (van de koekfabriek in de Oostzijde). Het veld lag er – ondanks alle inspanningen – erbarmelijk bij. Nog lang niet overal lagen graszoden, maar dat hadden de vindingrijke Zetters ondervangen door over die plekken pas gemaaid gras te strooien. Vergeefse moeite De spelers van Hille vonden het allemaal maar niks en nadat ze ook nog met 1-0 achter kwamen hielden drie spelers het voor gezien. Toen echter de acht overgebleven Hillenaren gelijkmaakten kwam het drietal toch maar weer terug, waarna Zet met 3-1 zijn eerste thuisnederlaag uit zijn geschiedenis moest noteren. Alle moeite vooraf bleek vergeefs te zijn geweest. Het veld was na die ene wedstrijd volledig in elkaar getrapt. Maar er kwam uitkomst. Voor f 12,50 (s 5,00) per maand mocht ZCFC voortaan bij toerbeurt gebruik maken van een van de vier gemeentelijke sportvelden aan de Westzanerdijk. Deze velden waren verhuurd aan de Arbeiders Sportbond, ZVV, ZFC en de bedrijfselftallen van Polak&Schwartz en Dekker Hout. In het eerste jaar van het bestaan (1931-‘32) werd door ZCFC al met drie elftallen aan de ZaterdagMiddagCompetitie voor bedrijfselftallen’ deelgenomen. Op 28 december 1931 kon de eerste overwinning worden geboekt: met 4-0 werd de ‘Algemene’ (Algemene Arbeider Sportbond) geklopt. Clubblad Een clubblad kwam er ook. In het eerste nummer van het – toen nog naamloze – stencil werd nog eens duidelijk gemaakt waar de eerste C in de clubnaam voor stond: